Geschiedenis van de Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes in Haarlem.
Let op! U komt op deze website binnen via een oude link. Er is een nieuwe link naar deze pagina beschikbaar.
De nieuwe link is http://renemathot.nl/Beijnesfabiek-Haarlem/index.html
Wilt u (blijven) doorlinken naar deze pagina gebruik dan deze nieuwe link.
Deze pagina blijft via de oude link nog enige tijd beschikbaar. Hij wordt alleen niet meer bijgehouden. U kunt wel gewoon via het menu (rechts) naar de nieuwe en andere pagina's.
Beijnes in Haarlem 1838 - 1949
Johannes Jacobus Beijnes, vierde in rij van zes kinderen werd in 1814 geboren in Haarlem. Zijn vader Jacobus Johannes Beijnes overleed al in 1821 en liet zijn weduwe met zes jonge kinderen na. Jacobus Johannes was toen net 7 jaar oud. Johannes Jacobus heeft waarschijnlijk op jonge leeftijd bij zijn oudere broer Govert Gerardus het vak van timmerman geleerd. In 1830, net 15 jaar oud werkte hij al bij Kimman, wagenmaker in Zijlstraat in Haarlem. Verder is er niet veel bekend over Johannes Jacobus. Pas veel later in 1837 werkte hij waarschijnlijk bij Petrus Staal die als wagenmaker gevestigd was in de Bilt. Op 1 november van dat jaar trouwt hij met de dochter van deze man, Wilhelmina Staal. De wagenmakerij van zijn schoonvader werd in datzelfde jaar verkocht via een publieke veiling aan de wagenmakerij Soeders in Maarsen. Begin 1838 woonde de jonge familie Beijnes nog naast de verkochte fabriek. Kort daarna verhuisde de familie Beijnes naar Haarlem.
In dat zelfde jaar 1838 vestigt Johannes Jacobus zich aan de Riviervischmarkt 7 in Haarlem als Wagenmaker. De eerste jaren bouwt hij voornamelijk paardenkoetsen en -rijtuigen. Korte tijd later kwam zijn jongerebroer Antonie Johannes (1817-1891), die als smit werkzaam was, bij het bedrijf werken. Hij leverde het ijzerbeslag voor de rijtuigen en koetsen (Hij zou in 1864 mede eigenaar worden van de Beijnes rijtuigenfabriek). In 1839 reed de eerste trein in Nederland tussen Haarlem en Amsterdam. In de jaren daarna werd het spoorwegnet in Nederland snel uitgebreid en ging Beijnes ook voorzichtig over tot het bouwen van spoorrijtuigen. Deze waren immers in het begin ook grotendeels afgeleid van de paardenkoets en ook van hout.
In het begin had Beijnes in Nederland wel moeite om zijn plaats de spoorrijtuigenmarkt te veroveren. De HIJSM (Hollandse IJzeren Spoorweg maatschappij) de grootste spoorwegmaatschappij van Nederland kocht zijn rijtuigen liever in Duitsland en Engeland. Deze landen hadden immers al veel meer ervaring met de spoorwegen en daarom ook met het bouwen van spoorrijtuigen. In Nederland had Beijnes ook nog last van concurrent op de Nederlandse rijtuigenmarkt, de eerder genoemde wagenmakerij Soeders in Maarsen. Maar in 1855 kreeg Beijnes eindelijk de kans om zijn vakmanschap te tonen. De HIJSM plaatste namelijk een order voor 4 rijtuigen. Toen Beijnes de bestelde rijtuigen had afgeleverd, was de HIJSM zo onder de indruk van de kwaliteit van de geleverde rijtuigen, dat zij daarna nog 25 rijtuigen bij de fabriek bestelde. De naam Beijnes vestigde zich in de jaren daarna als producent van verschillende soorten spoorwegrijtuigen. het bedrijf kon hierdoor de concurrentie met de binnen- en buitenlandse bedrijven aangaan. Beijnes werd in de loop van de daaropvolgende jaren langzamerhand een begrip in de internationale spoorwegwereld. Ze verkochten rijtuigen naar o.a. Zuid-Afrika, Argentinië en Nederlands-Indie. De stad Haarlem plukte van deze internationale bekendheid natuurlijk ook de vruchten. Al gauw werd door de gestegen vraag naar rijtuigen de fabriek te klein.
In 1858 werd daarom een stuk land aangekocht op het Stationsplein, tegenover het station van Haarlem. Langzamerhand werd het bedrijf naar deze nieuwe locatie verplaatst en kon het bedrijf weer groeien door de bouw van een compleet nieuwe fabriekshal. Er werden door de gemeente Haarlem wel eisen aan de uitstraling van de fabriek gesteld. Zo moest de gevel van de nieuwe fabriek evenwijdig aan het station lopen. Het hele stationsplein zou hierdoor meer de uitstraling krijgen van een brede promenade. In 1859 betrok men de nieuwe fabriek tegenover het Haarlemse spoorwegstation. Na de oplevering van het nieuwe fabrieksgebouw had Beijnes al snel weer meer ruimte voor expansie van het bedrijf nodig. Doordat de HIJSM steeds meer rijtuigen bestelde werd al in 1868 besloten de fabriek uit te breiden in de richting van de Jansweg met een vleugel van 53 meter en in 1871 nogmaals met twee evenwijdig gelegen hallen van 77 meter.
Foto links, Paardenrijtuig door Beijnes geleverd aan de Amsterdamse Omnibus Maatschappij (foto Beijnes). Foto rechts, Eerste door Beijnes gebouwde elektrische tram voor de Eerste Nederlandsche Electrische Tram maatschappij (E.N.E.T. uit 1899) (foto Beijnes).
De Beijnesfabriek in Haarlem stond ook goed aanschreven bij het Koninklijk huis. Koning Willem III liet in 1875 bij Beijnes 4 rijtuigen bouwen. Hij was hier zo tevreden over dat hij Beijnes het predikaat "Koninklijke fabriek" verleende. De Koning kwam daarna nog regelmatig een kijkje nemen in de fabriek. Ook Koningin Emma, Koningin Wilhelmina, Koningin Juliana en Prins Bernhard hebben het bedrijf met een bezoek vereerd. Beijnes was dan ook de huis- hofleverancier voor Koninklijke rijtuigen. Toen in 1898 Prinses Wilhelmina tot Koningin werd gekroond kreeg ze door de beide direkties van de HIJSM en Staatspoorwegen in 1901 een complete Koninklijke trein van 4 salonwagens aangeboden. De order voor deze rijtuigen werd gegund aan Beijnes. In 1903 kon deze complete trein voor het eerst getoond worden aan het massaal toegestroomde publiek. Deze rijtuigen zijn in 2e wereldoorlog compleet vernield en niet meer hersteld.
Foto links, Hier wordt een van de Koninklijke rijtuigen zijdelings uit de Beijnesfabriek gereden. Dit rijtuig behoort tot de koninklijke trein voor Koningin Wilhelmina uit 1903 (foto Beijnes). Foto rechts De verschillende leden der firma Beijnes, eigenaren der Kon. fabriek van rijtuigen en spoorwagens te Haarlem. 1 J.J. Beijnes, de stichter; 2 zijn broeder J.A. Beijnes; 3 zijn zoon J.J.F. Beijnes; 4 J.W.A. Beijnes zoon van J.A. Beijnes; 5 J.J. Beijnes zoon van J.J.F. Beijnes.
De fabriek produceerde niet alleen spoorrijtuigen, maar ook tramrijtuigen. Van 1876 tot 1883 leverde Beijnes meer dan 1000 tramrijtuigen af voor meer dan 25 verschillende trambedrijven in Nederland maar ook in het buitenland. In die tijd onstonden steeds weer nieuwe bedrijven met paarden- en stoomtrams. De rijtuigen voor deze nieuwe ondernemingen werden dan vaak door Beijnes geleverd. In 1899 werd voor het eerst een elektrisch tramrijtuig ontworpen voor de Eerste Nederlandsche Electrische Tram (E.N.E.T.). Deze reed op de nieuwe tramlijn tussen Haarlem en Zandvoort en over de Haarlemse Centuurbaan. De kleinzoon en naamgenoot van de oprichter van de Beijnesfabriek, J.J. Beijnes jr. had een belangrijk aandeel in het ontwerp van deze nieuwe elektrisch aangedreven tramrijtuigen. Hij was afgestudeerd in de elektrotechniek en had stages gelopen bij verschillende bedrijven in Zwitserland, Engeland en Amerika. Door al zijn verworven kennis en de samenwerking met het bedrijf van zijn opa kreeg de Beijnesfabriek een voorsprong op de concurrentie. Toen spoorwegbedrijven in Nederland interesse kregen in elektrisch aangedreven spoorvoertuigen, kwamen deze al gauw bij Beijnes terecht.
In 1907 werd de Zuid-Hollandse Electrische Spoorweg-maatschappij (ZHESM) opgericht voor de exploitatie van de spoorlijn tussen Scheveningen en Rotterdam Hofplein. Deze spoorlijn werd als eerste in Nederland voorzien van een elektrische bovenleiding. Beijnes leverde in samenwerking met Siemens uit Duitsland de eerste elektrische motor- en tussenrijtuigen af aan dit bedrijf. Tussen 1908 en 1911 werden in totaal voor de ZHESM 11 motorrijtuigen BC nr. 1 t/m 11, 12 tussenrijtuigen nr. 51 t/m 62 en 9 motorrijtuigen C nr. 101 t/m 109 afgeleverd. Een van deze prachtige motorrijtuigen BC-6 is nu nog te zien in het Nederlands Spoorwegmuseum te Utrecht.
De laatste grote uitbreiding van de fabriek in Haarlem was in 1896. Toen kwamen er nog twee hoge werkplaatsen bij. Deze laatste twee hallen vormden een fraaie afsluiting van het Stationsplein en de hoek met de Jansweg. De prachtige gevelwand van de complete Beijnesfabriek heeft het aanzien van het Stationsplein in Haarlem jarenlang bepaald. Zeker toen in 1908 het nieuwe statige station van Haarlem in gebruik werd genomen kreeg dit stukje Haarlem steeds meer allure. Het ging Beijnes in die jaren ook voor de wind. Steeds meer internationale belangstelling kwam er voor de producten van deze Koninklijke fabriek uit Haarlem. Voor de Haarlemse economie betekende dit ook heel wat. Er werkte heel wat mensen bij Beijnes, maar ook bij alle toeleveranciers van onderdelen. De stad kreeg door Beijnes nog meer internationale bekendheid en profiteerde daar natuurlijk ook van.
Prachig nieuw rijtuig voor de laatst gebouwde werkplaatsen (1896) van Beijnes in Haarlem in de dertiger jaren (foto beijnes).
In de jaren '30 rolde er uit de fabriek de eerste gestroomlijnde dieseltreinstellen DE 3. Deze voor die tijd zeer moderne treinstellen waren bestemd voor de Nederlandse Spoorwegen. Van de in totaal 50 aan de NS geleverde treinstellen van dit type bouwde Beijnes er 10. De fabriek ontwikkelde zich steeds verder en kon mee met de tijd. Na de diesels kwamen de nieuwe gestroomlijnde elektrische treinstellen van Mat. '35 en Mat. '36 voor de NS uit de fabriek in Haarlem rollen. Ook werden een aantal Pec gestroomlijnde postrijtuigen gebouwd. Op de foto rechts poseert een splinternieuw diesel treinstel DE 3 voor de prachtige gevelwand van de Beijnesfabriek op het stationsplein in Haarlem. Het was elke keer weer een bijzonder schouwspel als er weer een nieuwe trein afgeleverd werd vanuit de fabriek en trok altijd veel toeschouwers.
Twee foto's van het interieur van de van de Beijnes fabriek in Haarlem met in aanbouw diverse treinstellen van het type elektrische stroomlijn materieel Mat. 36. 1936.
Foto links, drie generaties elektrische treinen van Beijnes op een rij (foto Beijnes). Foto rechts Nagelnieuw gestroomlijnd elektrisch treinstel van het type mat '36 bij aflevering eid jaren '30 van de 20 ste eeuw (foto Beijnes).
Autobussen van Beijnes:
Naast treinen en trams maakte Beijnes in Haarlem ook bussen. De onderstellen werden aangeleverd door andere bedrijven en Beijnes bouwde op die chassis het koetswerk. Veel verschillende types zijn er bij Beijnes gemaakt waaronder de beroemde Crossleybussen. Op de foto boven staan voor de Beijnesfabriek op het stationsplein in Haarlem een aantal typen bussen die bij Beijnes geproduceerd werden (foto Beijnes).
Beijnes bestaat in 1938 100 jaar
In 1938 vierde Beijnes zijn honderdjarig bestaan. Ter gelegenheid van dit jubileum werd een prachtig herdenkingsboek uitgegeven met de titel "Een eeuw van arbeid".
Citaat uit het vakblad voor "Spoor en Tramwegen:
"Het Eeuwfeest van Beijnes"
Dinsdag 1 november vierde de Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwegmaterieel J.J. Beijnes NV te Haarlem haar honderdjarig bestaan. in de morgenuren had zich het gehele personeel in de kwistig met bloemen versierde zogeheten Tweelinghallen van het gebouw aan het Stationsplein verzameld. Prof. ir. J. Klopper president-commisaris van de vennootschap, sprak alle aanwezigen toe, waarna de Minister van Economische Zaken mr. M.P.L. Steenberghe, de geschiedenis van "Beijnes" schilderde. Names zijn collega van Sociale Zaken deelde Zijne Excelentie mede, dat H. M. de Koningin den Directeur ir. H. J.M. Bekkers tot officier in de orde van Oranje-Nassau benoemd had; tevens dat aan verschillende leden van het bedrijf Koninklijke onderscheidingen waren tegekend. Nadien voerden nog tal van aanwezigen het woord. Aan elk lid van het personeel werd het fraai uitgevoerde jubileumboek overhandigd, terwijl voorts bekend werd gemaakt dat me deze uitgave tevens 14 dagen loon extra zou worden uitgekeerd. s'Middags te 3 uur hield de directie met de onderscheiden personen een receptie temidden van de bloemenzee in de voorhal van het bedrijf. Uit alle delen van het land waren talloze personen samengestroomd om deel te nemen aan de huldiging. Een diner door de firma Beijnes aan genoodigden aangeboden, besloot deze eerste 'Eeuw van Arbeid".
Na de laatste uitbreiding van de fabriek in 1896 was er in Haarlem geen mogelijkheid meer tot een nieuwe uitbreiding op deze locatie. Beijnes was Haarlem langzaam ontgroeid. Sinds het bedrijf in 1923 volledig overgegaan was op het produceren van stalen rijtuigen, werd het steeds moeilijker om de juist geschoolde werknemers uit Haarlem en omstreken aan te trekken. De directie raakte steeds meer doordrongen van het feit dat Beijnes in Haarlem geen toekomst meer had. Om die reden besloot de directie in 1938 tot de aankoop van een terrein van tien hectaren aan de rand van Beverwijk, een voornemen dat in 1939 zijn beslag kreeg. Op deze plek In Beverwijk moest de gehele productie gaan plaatsvinden. Men verwachtte profijt te kunnen trekken van de situering vlakbij de Hoogovens en andere industrieën, evenals de spoorlijn Haarlem-Uitgeest, die de mogelijkheid bood voor een directe vaste aansluiting op het hoofd spoorwegnet. Vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 werd de bouw in Beverwijk uitgesteld.Ondertussen ging de bouw van treinstellen en rijtuigen in Haarlem gewoon door. Vlak voor het uitbreken van de 2e Wereldoorlog werden nog 7 dieseltreinstellen van het type DE 5 afgeleverd. In de oorlog zijn er nog 25 elektrische treinstellen van het type ELD 5 gebouwd. Een gedeelte kwam zonder motoren als getrokken materieel in dienst. In 1944 kwam door de oorlog de productie langzaam tot stilstand, wegens gebrek aan orders en aan materialen. Helaas werd een groot deel van de bedrijfsinventaris uit de fabriek eind 1944 en begin 1945 door de Duitse bezetter geroofd, vernield of naar het oosten afgevoerd.
Het Parool van 15 november 1944 melde hierover het volgende:
Nadat in Haarlem de directie van Beijnes onderdook, omdat zij weigerde aan electrische treinstellen en dieseltreinstellen haken aan te brengen voor koppeling aan stoomtractie, zijn de Duitschers de laatste dagen op de meest gebrekkige wijze bezig, ons gehele treinwagenpark (het electrische) achter locomotieven oostwaarts weg te slepen".
Toch weer plannen maken:
De fabriek moest na afloop van de oorlog in mei 1945, eerst weer compleet opnieuw worden ingericht. Ook voor de productie had de nasleep van de oorlog gevolgen. In eerste jaren na de oorlog kreeg Beijnes vooral opdrachten in het kader van het herstelprogramma van de Nederlandse Spoorwegen. Het veelal kapotgeschoten NS materieel moest snel hersteld worden, om de slechte materieelpositie van de NS te verbeteren. Na deze herstelperiode kon Beijnes zich geleidelijk weer op haar eigen (nieuwbouw) orders overgeschakelen. Toen konden ook de plannen voor de nieuwe fabriek in Beverwijk weer op tafel komen. Pas in 1949 werd begonnen met de bouw van de nieuwe fabriek in Beverwijk welke op 1 november 1950 werd geopend. In totaal liep de bouw van de fabriek in Beverwijk door de oorlog mer als 10 jaar vertraging op.
Eerste schetstekening van de nieuw te bouwen fabriek in Beverwijk. 1947 (foto Beijnes)
Na de verhuizing van de het bedrijf naar Beverwijk kwam de oude fabriek in Haarlem leeg te staan. Het pand dat bijna 100 jaar mede de uitstraling van het Stationsplein in Haarlem had bepaald en voor zo'n grote werkgelegenheid had gezorgt, was overbodig geworden. Er waren nog wel wat gegadigden om in het oude gebouw iets anders te vestigen, maar dat leidde helaas tot niets De gebouwen hebben nog wel enige tijd als opslag voor een circus gediend, maar toen was het echt voorbij. In 1958 maakte de sloper korte metten met de monumentale fabriek. Eigenlijk is dat erg jammer. Het terrein heeft na de sloop tot 1970 braak gelegen en alles wat daarna op deze plek is aangelegd en gebouwd, is eigenlijk een grote aanfluiting geweest ten opzichte van het statige station Haarlem uit 1908. De laatste renovatie (2010 - 2012) van het busstation is helaas ook geen echte verbetering. Op het Stationsplein is geen zichtbare herinnering van de oude Beijnesfabriek terug te vinden of het zou de naam moeten zijn van de Beijnessporthal. Dit gebouw heeft helaas niets van de allure van het oude Beijnescomplex.
Op de foto linksboven, Het nieuwe busstation met op de achtergrond het statige station van Haarlem uit 1908, begin 2012. Van de Beijnes is op deze plek is fisiek helemaal niks meer terug te vinden. Op de foto rechts, De Beijneshal in Haarlem op het stationsplein. De naam van deze sporthal is het enige op deze historische plek dat nog herinnert aan de voormalige Beijnesfabriek. 15 januari 2012.
Beijnes had toch beter verdiend. Het was toch een bedrijf dat van grote betekenis is geweest in de geschiedenis van Haarlem en van de spoorwegen in Nederland. Een grote werkgever en een bedrijf dat de naam Haarlem in grote delen van de wereld bekend maakte.
Tot zover voorlopig de geschiedenis van Beijnes in Haarlem.
Dank!
Ik wil iedereen bedanken die mij geholpen heeft om zoveel mogelijk informatie te kunnen verzamelen over de Beijnes fabriek in Haarlem maar vooral van die in Beverwijk. Het was mij anders zeker niet gelukt. De geschiedenis van Beijnes in Haarlem is waarschijnlijk nog lang niet compleet en ik zal als ik nieuwe informatie krijg de webpagina's aanpassen.
De volgende informatiebronnen heb ik gebruikt:
Het boek "Station Haarlem" van Uitgeverij Spaar en Hout Haarlem.
ISBN 908683004-8
Het boek "Stoom in de Breesaap" Uitgeverij De Alk uit Alkmaar.
ISBN 906013746-9
Het boek "Een Eeuw van Arbeid" van Beijnes 100 jarig bestaan 1938.
Catalogus Beijnes Beverwijk uit 1950 en 1956.
Historisch Beeldarchief van Tata Steel in IJmuiden.
Met de vriendelijk medewerking van:
Dhr. G. Jimmink, Dhr. Loots, Dhr. Elshof, Mw. Basjes, Mw. Mantz, Dhr. van Gent, fam van Son, en anderen.
Heeft u nog (oude) foto’s uit de jaren ’50 t/m ’90 van of informatie over de beide oude Beijnesfabrieken in Haarlem en Beverwijk neem dan even contact met mij via info@renemathot.nl René Mathot.
Meer weten over de geschiedenis van Beijnes. Kijk dan ook op de andere pagina's over Beijnes